Kanjertraining
Gedurende het hele schooljaar wordt de kanjertraining in de groepen 1 tot en met 8 gegeven. De leerkrachten hebben hiervoor een 3-jarige opleiding voor gevolgd en zijn gecertificeerd om de lessen te geven. We werken met de bijbehorende les- en werkboeken
De kanjertraining geeft leerlingen inzicht in de verschillende gedragsaspecten van mensen. Is iemand angstig, verlegen, doet hij vaak zielig, dan weten leerlingen dat hij een gele pet op heeft. Hij gedraagt zich als een konijntje. Pest iemand of speelt hij de baas dan heeft hij de zwarte pet op. Hij gedraagt zich als de pestvogel. Maakt iemand grapjes die ten kosten van een ander zijn of lacht hij uit? Dan heeft hij de rode pet op. Hij is een aapje. Iemand met een witte pet op is een tijger, een kanjer, die helpt anderen. Hij is te vertrouwen.
Natuurlijk hebben we in de samenleving mensen nodig die bedrijven of scholen leiden, maar dat mag dan niet ten kosten gaan van een ander. Mensen met humor zijn ook heel belangrijk. Maar dan moet de humor door iedereen leuk gevonden worden!
Het belangrijkste doel is dat een kind positief over zichzelf en de ander leert denken. Als gevolg hiervan heeft het kind minder last van sociale stress. Ook op langere termijn is dit effect merkbaar. Het blijkt dat veel kinderen na het volgen van de kanjertraining zich beter kunnen concentreren op school en betere leerresultaten halen. (Weide 2001, de bedenker van de kanjertraining.)
Voordat de kanjertraining gestart wordt vullen de leerlingen een vragenlijst in. Deze vragenlijst wordt op de computer ingevuld en is gemaakt door het kanjerinstituut. Door middel van de vragenlijst krijgen we een goed beeld van de leerling.
Hier onder leest u een aantal voorbeelden van de inhoud van een kanjerles.
Groep 1-2
In groep 1-2 begint iedere les met een herhaling van de kanjerposter. Deze poster ziet u door de hele school hangen. Dit zijn de afspraken van de kanjertraining. Verder doen we een kleine herhaling van de vorige lessen.
Hierna lezen we voor uit het kleine kanjerboek. Dit boek gaat over een jongen, Max. Max vindt, op een dag, achter de struiken een klein dorpje. In dit dorpje wonen verschillende dieren. Er wonen pestvogels. Zij willen Max weg hebben uit HUN dorp. Max heeft er niets te zoeken en ze gooien met dennenappels naar hem. Ook wonen er in het dorp bange konijntjes. Zij komen niet te voorschijn. Zij blijven veilig in hun eigen huisjes. Ook zij vinden eigenlijk dat Max weg moet want hij veroorzaakt wel een hoop ruzie en hij maakt de pestvogels boos.
Dan wonen er in het dorp ook nog aapjes. Zij vinden het wel leuk dat Max in het dorp is. Max wordt gepest. Daar moeten ze hard om lachen. Ook doen ze mee met het gooien van de dennenappels, leuk! Eindelijk weer eens wat spannends in het dorp! Ha Ha , wat zijn die konijntjes toch bang. Ook daar hebben ze veel lol om.
Gelukkig zijn er in het dorp ook nog tijgertjes. Deze tijgertjes klimmen bij Max op zijn schouder en gaan hem helpen om er weer een gezellig dorp van te maken. Een dorp waar iedereen zich veilig voelt. Samen met Max verzinnen ze een plan om de konijnen niet meer bang te laten zijn. Naarmate we verder in het verhaal komen wordt het een steeds fijner dorp.
Na het voorlezen doen we aan aantal oefeningen. We leren de leerlingen de kanjerhouding aan. Als leerlingen op deze manier staan, dan zien ze er zelfverzekerd uit. De leerlingen leren hoe je jezelf kan voorstellen en hoe je vragen kan stellen. We hebben het over gevoelens. Wat zijn dat en kun je die altijd zien? We praten over complimenten. Wat is een compliment, hoe geef je een compliment en wat kun je zeggen als je een compliment hebt gehad? Dit zijn een paar onderwerpen die in groep 1-2 aanbod komen. Daarnaast leren we de leerlingen, door middel van rollenspel, hoe ze kunnen reageren als ze in een situatie zitten die ze niet fijn vinden. Bijvoorbeeld als iemand iets onaardigs zegt, als iemand uit lacht of zelfs als iemand pest. Door middel van het rollenspel maken we de leerlingen weerbaarder of laten we de kinderen juist voelen hoe het is om geplaagd te worden.
De lessen worden afgesloten met een vertrouwensoefening. Dit zijn oefeningen waarbij je elkaar moet vertrouwen. Deze oefeningen versterken de groepsband. Een van de oefeningen is dat de juf van groep 3 door de leerlingen de lucht wordt in getild.
Groep 4
De kanjertraining van groep 4 zit op dezelfde manier in elkaar als de training van groep 3. We beginnen ook hier altijd met de poster weer te bespreken en een herhaling van de oefeningen van de vorige lessen.
Vervolgens lezen we voor uit het boek Max en de klas. Het boek bestaat uit allemaal losse verhalen over Max en zijn klas. Max beleefd met de klas van alles. Hij krijgt bijvoorbeeld een invaljuf en de klas doet helemaal niet aardig tegen haar. In de gymzaal gebeurt er iets wat niet leuk is of ze gaan op schoolreisje en dat verloopt ook niet helemaal soepel. Door middel van de verhalen van Max komen we met de kinderen in gesprek over hoe dat dan anders zou kunnen en wat je van het gedrag van de kinderen in het boek vindt. Bij dit voorleesboek horen werkbladen. Deze werkbladen bespreken we op het smartboard met de leerlingen.
Naast het verhaal leren we de leerlingen ook de kanjerhouding aan. We praten over hoe je jezelf kan voorstellen. Wat voor gevoelens er zijn en of je die gevoelens altijd kan zien. Ook ontdekken we het verschil tussen piekeren en mijmeren en maken we met de leerlingen een piekerkaart. Dit is een kaart waarop namen staan met wie ze kunnen praten als ze piekeren.
Tijdens de lessen werken we vaak in een kanjerkring. Dit is een binnen- en een buitenkring. Leerlingen oefenen in de kanjerkring welke vragen je kan stellen, hoe je moet doorvragen en op welke manier je antwoord kan geven. Daarnaast filosoferen we in de kanjertraining. We filosoferen bijvoorbeeld over hoe woorden zijn ontstaan, wat woorden betekenen, we bedenken zelf nieuwe woorden.
Ook sluiten we iedere training af met een vertrouwensoefening. Deze oefeningen zijn gericht op het samenwerken van de leerlingen. Een voorbeeld van een vertrouwensoefening is: met de ruggen tegen elkaar op de grond zitten. Armen in elkaar gekruist en probeer dan allebei tegelijk op te staan zonder elkaar los te laten.